Het weeshuis, dat in 1539 gesticht werd, was een kerkelijk instelling.
In 1541 werden de statuten en het reglement van het weeshuis door het stadbestuur bevestigd.
In 1554 leidde een epidemie tot grote sterfte in de stad, met als gevolg een zeer groot aantal ouderloze kinderen. Door tussenkomst van het stadsbestuur werd de instelling in een algemeen weeshuis voor burgerkinderen veranderd en werden de statuten aangepast.
In 1580 kwam Kampen definitief aan de Staatse zijde te staan, en maakten de aanhangers van de gereformeerde religie zich definitief meester van de macht. Al vrij snel kwamen er toen plannen tot herbestemming van het Cellebroederklooster.
In 1587 werden de wezen in het Cellebroedersklooster gehuisvest. En het beheer van het weeshuis kwam in protestantse handen.
Maar, met terugwerkende kracht tot 1583, kreeg het weeshuis wel de beschikking over renten en andere inkomsten van het Cellebroedersklooster. Deze inkomsten werden hen ook toegekend door dit stadsbestuur.
In 1592 werd een nieuw reglement voor het weeshuis uitgevaardigd.
In dit reglement staat omschreven dat alleen kinderen van ‘deser stadts burgeren’ worden opgenomen. Het weeshuis zal aanvankelijk slechts opengestaan hebben voor kinderen van de gereformeerde religie.
Ook was er de bepaling dat het maximale aantal kinderen in het weeshuis 36 mocht zijn.
Op 27 februari 1657 bepaalde het stadsbestuur dat in het stadsweeshuis alleen nog kinderen opgenomen mochten worden, waarvan bewezen was dat ‘de olderen daervan het groot Burgerschap deser stadt gehadt hebben’.
Een gevolg van dit besluit was dat ook grootburgerkinderen van andere geloofsrichtingen en kinderen van buiten de stad zondermeer opgenomen dienden te worden.
Er werden echter maximaal twee kinderen van een grootburger tot het weeshuis toegelaten. Waar de andere kinderen bleven is niet bekend.
Het stadsbestuur besloot in 1732 tot opheffing van de gewoonte om maximaal twee kinderen van een grootburger tot het weeshuis toe te laten.
In 1854 werd in ons land de Armenwet ingevoerd.
En toen brandde ook in Kampen de strijd los wie de zeggenschap kreeg over die vaak vermogende instellingen.
Het gaat te ver om dit hier allemaal te vertellen, maar de, soms zeer felle discussies en ‘ruzies’ duurden in Kampen tot 1923. Omdat de landelijke overheid de zorg voor wezen overnam, kwam in de laatste decennia bij het GBW de nadruk op de steun aan jeugdzorg in Kampen in algemene zin te liggen.
Toen dit in 1971 in de ogen van sommige raadsleden in te geringe mate gebeurde, leidde deze kritiek ertoe dat het voltallige regentencollege zijn ontslag indiende.
In 1979 werd het Grootburgerweeshuis omgezet in een stichting. Al die keren dat de regenten zich kritisch dan wel principieel opstelden tegenover het Kamper Gemeentebestuur, stond daarbij het welzijn van kinderen centraal.
Uit: ‘Van klooster-stichting tot Stichting Stadsherstel’, diverse auteurs, Kampen 1997